Vandaag zijn wij open van 09:00 tot 22:00

Goudse Houtsingel 101, Gouda

Reglement Leer Paardrijden Met Plezier Brons

Wanneer de reglementaire bepalingen geen uitkomst bieden, moet worden gehandeld in de geest van de sport, waarbij fairplay en het welzijn van mens en dier altijd voorop staan.

Artikel 1

Kledingvoorschriften van de ruiter in dressuurproeven, vaardigheidsproeven, springen en western;

a. Een volgens de geldende wettelijke norm goedgekeurd veiligheidshoofddeksel is verplicht voor iedereen die op een paard zit. (ook verplicht bij het losrijden of inspringen).

b. Een wedstrijdtenue bestaande uit een rij-jas, type colbert met een overhemd, dressuurblouse of wedstrijdshirt met een witte, beige of gele rijbroek. Ook mag er gereden worden in een manegetenue (effen sweater of bodywarmer evt. met logo in combinatie met een overhemd of shirt met lange mouwen. Het manegetenue is vrij van kleur wat betreft rijbroek en bovenkleding.) Bij warme weersomstandigheden kan de organisatie besluiten, dat de rij-jas tijdens de proef mag worden uitgelaten en dat er dan in zomertenue (lichtgekleurde blouse, of shirt met korte of lange mouwen, het dragen van een bodywarmer is hierbij toegestaan) gereden kan worden.

c. Een overhemd, dressuurblouse of shirt moet lange of korte mouwen hebben en een hoge boord of kol.

d. Handschoenen zijn niet verplicht, maar draagt men deze wel, dan moeten ze wit zijn, voor een optimale beoordeling van de handhouding.

e. Een paar rijlaarzen of jodphurlaarsjes in combinatie met gelijk gekleurde, gladleren/gladde kunstleren chaps (zonder franjes).

f. Het is toegestaan om met een bodyprotector en/of airjacket te rijden tijdens de wedstrijd.

g. Het gebruik van een oornetje/neusnetje is toegestaan.

h. De maximale toegestane lengte van een springzweep is 75 cm, een dressuurzweep voor pony’s mag maximaal 100 cm en voor paarden 120 cm lang zijn inclusief slag. Bij springproeven is alleen een zweep van maximaal 75 cm toegestaan. Overmatig of verkeerd gebruik van zweep, teugels en/of sporen wordt bestraft met een waarschuwing. Na één waarschuwing volgt uitsluiting.

i. Ruiterpaspoorthouders die deelnemen aan de proevendagen dienen voor het rijden van de proef hun (geldige) ruiterpaspoort in te leveren bij het wedstrijdsecretariaat. De geldigheidsduur is 1 jaar vanaf de afgifte- of ingangsdatum. Na het eerste jaar is het ruiterpaspoort geldig vanaf de datum van het plaatsen van de jaarzegel voor het nieuwe jaar en nadat de manegehouder/ organisatie zijn bedrijfsstempel over de jaarzegel heeft geplaatst.

Artikel 2

a. Het paard dient te zijn opgetoomd met een deugdelijk, goed passend en in behoorlijke staat van onderhoud verkerend zadel, hoofdstel en bit (een trens-optoming).

b. Beenbeschermers, sporen en hulpteugels (mits goed afgesteld), zijn alleen toegestaan met toestemming van de manegehouder / organisatie.

c. Vanaf proef F12 is alleen het gebruik van een martingaal toegestaan (mits goed afgesteld).

d. Een bitloze optoming is alleen toegestaan met toestemming van de manegehouder / organisatie.







Dressuur

Artikel 3

a. Iedere proef heeft een a en b versie, de wedstrijdleiding bepaalt welke proef en versie wordt gereden.

b. Nieuwe ruiters mogen instromen in de proeven F1 tot en met F6. De manegehouder/ instructeur bepaalt het niveau waarop wordt ingestroomd.

Artikel 4

De onderdelen in dressuur worden gewaardeerd van 0 tot en met 10.

0 = niet uitgevoerd 6 = voldoende

1 = zeer slecht 7 = tamelijk goed

2 = slecht 8 = goed

3 = tamelijk slecht 9 = zeer goed

4 = onvoldoende 10 = uitmuntend

5 = matig

Artikel 5

Een vergissing in de proef wordt bestraft:

· 1e maal = 2 punten aftrek

· 2e maal = 4 punten aftrek (totaal –6)

· 3e maal = 8 punten aftrek (totaal –14)

· 4e maal = uitsluiting

(gang- of overgangsfouten zijn geen vergissingen in de proef maar komen in het betreffende cijfer tot uitdrukking)

Artikel 6

a. Bij een val van de ruiter of paard volgt uitsluiting en zal de ruiter de ring te voet verlaten. Indien de ruiter nog een keer deel wil nemen aan de proef is dit toegestaan mits de ruiter hiertoe in staat wordt geacht en met een minimale tussenpauze van één deelnemer. Deze tweede start is niet voor de prijzen.

b. Buiten de ring komen wordt beoordeeld als een vergissing.

Artikel 7

a. Bij de F-proeven komt men in aanmerking voor een promotiepunt als men 210 protocolpunten of meer behaalt.

b. Tijdens de proevendag kan maximaal 1 promotiepunt worden toegekend per proef.

c. Bij de F1 en F2 zijn 2 promotiepunten nodig om door te mogen naar de volgende proef. Bij de F3 t/m F12 zijn minimaal 3 en maximaal 5 promotiepunten nodig om door te gaan naar de volgende proef. Bij de F13 en hogere proeven zijn 4 en maximaal 5 promotiepunten nodig om door te gaan naar de volgende proef.

d. Wanneer meerdere ruiters op het protocol, hetzelfde aantal punten hebben in het kopje totaal, wordt eerst gekeken naar het onderdeel:

· 26. De houding van de ruiter.

· 27. De zit van de ruiter.

· 31. Juistheid der teugelhulpen.

· 30. Juistheid der beenhulpen.

Wanneer er na deze punten nog geen verschil is in de plaatsing dan worden deze ruiters gelijk geplaatst. De volgende plaatsing wordt dan niet gegeven.

e. Aan alle even F-proeven zijn diploma’s verbonden. De wedstrijdorganisatie dient de diploma’s aan te vragen zodat deze kunnen worden uitgereikt aan de ruiter.
f. Het diploma wordt toegekend indien de praktijk en de theorie beiden voldoende zijn, met een maximum van 3 fouten in de toets.

g. Indien er in de toets meer dan 3 fouten worden gemaakt, dan moet de toets over worden gedaan op een volgende wedstrijddag. Indien de 2e keer wederom onvoldoende is, dan moet het geheel overgedaan worden (dus de proef en de toets).

h. Bij de volgende F-proeven behoren theorie-examens: F2, F4, F6, F8, F10 en F12

.

Vaardigheidsproeven

Artikel 8

a. Er zijn drie niveaus vaardigheidsproeven waarbij de advieshoogte als volgt is:

Va1: 40 cm

Va2: 50 cm

Va3: 50-70 cm

Voor kleine pony’s mag het parcours lager zijn.

b. Bij een score van 180 punten of meer komt men in aanmerking voor een promotiepunt.

c. Na het behalen van minimaal 2 promotiepunten mag de ruiter naar de volgende vaardigheidsproef.

d. De manegehouder/ instructeur bepaalt het niveau waarop wordt ingestroomd in de v aardigheidsproeven.

e. Het is mogelijk om versneld te promoveren naar een hogere vaardigheidsproef zonder hiervoor alle promotiepunten te hebben behaald. De manegehouder/ instructeur bepaalt dit.

f. Aan de Va2 is een diploma verbonden. De wedstrijdorganisatie dient de diploma’s aan te vragen zodat deze kunnen worden uitgereikt aan de ruiters.

g. Na het behalen van minimaal de tweede promotiepunt ontvangt de ruiter een diploma.

h. Het diploma wordt toegekend indien de praktijk en de theorie beiden voldoende zijn, met een maximum van 3 fouten in de theorie toets.

i. Indien er in de theorie toets meer dan 3 fouten worden gemaakt, dan moet de theorie toets over worden gedaan op een volgende wedstrijddag. Indien de 2e keer wederom onvoldoende is, dan moet het geheel overgedaan worden (dus de vaardigheidsproef en de theorie toets)

.

Artikel 9

Vergissingen en fouten in de vaardigheidsproef worden als volgt bestraft:

· 1e weigering op een hindernis = 2 punten aftrek.

· 2e weigering op dezelfde hindernis = 2e maal 2 punten aftrek (totaal -4).

· 3e weigering op dezelfde hindernis = 3e maal 2 punten aftrek (totaal -6) en een 0 voor de beoordeling (hindernis is niet gesprongen). Vervolgens mag de deelnemer doorgaan naar het volgende onderdeel in de proef.

· bij de 2e maal 3 keer weigeren op dezelfde hindernis volgt uitsluiting.

· bij afwerpen van de bovenste balk = 2 punten aftrek.

· buiten de ring komen wordt beoordeeld als een dressuurmatige vergissing.

· het nemen van een verkeerde hindernis geldt als een dressuurmatige vergissing.

· één of meerdere afgeworpen balletjes per onderdeel -2. Wordt een balletje afgeworpen door de staart van het paard dan wordt dit niet gezien als een fout.

Springproeven

Artikel 10
a. Springproeven worden zowel in het eerste parcours als in de barrage beoordeeld op fouten en stijl

b. Onderdelen in het springen worden gewaardeerd van 0 tot en met 10.

0 = niet uitgevoerd 6 = voldoende

1 = zeer slecht 7 = tamelijk goed

2 = slecht 8 = goed

3 = tamelijk slecht 9 = zeer goed

4 = onvoldoende 10 = uitmuntend

5 = matig

c. In de springproeven wordt de ruiter op de volgende onderdelen beoordeeld:

· Wijze van rijden (x 5).

· Houding en zit (x 4).

· Binnenkomen, groeten en algehele verzorging (x 1).

· Het maximaal te behalen aantal punten is 100.

d. De beoordeling wordt gedaan aan de hand van de criteria in de volgende tabel.

Niveau BeoordelingscriteriaS30-S40S50-S60S70-S80
De wijze van rijden   (x5)      Grondtempo (het vloeiende tempo) Correct aanrijden van de hindernissen: -Loodrecht op het midden van de sprong -Vloeiende wendingenGrondtempo (het vloeiende ritme van de galop) Correct aanrijden van de hindernissen: -Loodrecht op het midden van de sprong -Vloeiende wendingen -In de goede galop door de wendingenGrondtempo (het vloeiende ritme van de galop) Correct aanrijden van de hindernissen: -Loodrecht op het midden van de sprong -Vloeiende wendingen -In de goede galop door de wendingen -Correcte stelling en buiging -passend bij de sprong rijden
Houding en zit     (x4)    De ruiter moet soepel en in balans zitten: – paard voldoende vrij geven op de sprong – mee in de beweging van het paardDe ruiter moet soepel en in balans zitten: – paard voldoende vrij geven op de sprong – Mee in de beweging met het paard – Stil onderbeen – Lage hak – Stilzitten voor en op de sprong.De ruiter moet soepel en in balans zitten: – paard voldoende vrij geven op de sprong – Mee in de beweging met het paard – Stil onderbeen – Lage hak – Stilzitten voor en op de sprong.. – Hulpen moeten subtiel maar wel effectief zijn.
Groeten, binnenkomen en algemene verzorging     (x1)    Halthouden richting jury en stilstaan. Beide teugels en eventuele zweep in de linkerhand, rechterhand naar beneden achter het dijbeen en knikken met het hoofd. Verzorging van kleding, harnachement en paard.Halthouden richting jury en stilstaan. Beide teugels en eventuele zweep in de linkerhand, rechterhand naar beneden achter het dijbeen en knikken met het hoofd. Verzorging van kleding, harnachement en paard.Halthouden richting jury en stilstaan. Beide teugels en eventuele zweep in de linkerhand, rechterhand naar beneden achter het dijbeen en knikken met het hoofd. Verzorging van kleding, harnachement en paard.

Artikel 11

Tijdens het losspringen mogen maximaal vier sprongen worden gemaakt, verdeeld over de steilsprong en oxer. Door middel van een belsignaal geeft de jury aan wanneer de ruiter mag starten of moet stoppen. Tevens geeft de jury door middel van een belsignaal aan wanneer zich een onveilige situatie voordoet (hindernis omgevallen bijvoorbeeld) of als de ruiter wordt uitgesloten.

Voor de deelnemers zonder fouten (springfouten, weigeringen, vergissingen of tijdfouten) en met een minimaal stijlcijfer van 50 is er optioneel een barrage welke wederom op stijl wordt beoordeeld. In de optionele barrage wordt voor het binnenkomen, groeten en algehele verzorging het cijfer uit de eerste ronde overgenomen.

Het maximaal aantal te rijden parcoursen (exclusief barrages) van een paard/pony met het oog op paardenwelzijn is vier.

In de springproeven worden fouten als volgt bestraft.

a. Per afgeworpen balk worden vier punten van het stijlcijfer afgetrokken.

b. Weigering, vergissing, springen van een verkeerde hindernis, rijden van een volte, starten voor startsignaal (de bel) en dergelijke geeft 4 aftrekpunten van het stijlcijfer.

c. Het maximale aantal weigeringen is 3, daarna is de ruiter uitgesloten voor de prijzen. Indien het wedstrijdschema het toelaat, mag de jury toestaan dat het parcours als oefening wordt afgemaakt.

d. Op de parcourstekening staat een maximale tijd genoteerd. Bij het overschrijden van de maximale tijd worden er 2 punten van het stijlcijfer afgetrokken.

e. Bij een val van de ruiter of paard volgt uitsluiting en zal de ruiter de ring te voet verlaten. Indien de ruiter nog een keer deel wil nemen aan het parcours is dit toegestaan mits de ruiter hiertoe in staat wordt geacht en met een minimale tussenpauze van één deelnemer. Deze tweede start is niet voor de prijzen.

Artikel 12

De plaatsing van de ruiters wordt als volgt gedaan:

a. De ruiter met de hoogste totaalscore bij elkaar opgeteld is de winnaar. Daarna komen de ruiters die geen barrage hebben gereden.

b. Bij een gelijke eindstand is het cijfer in de barrage voor “de wijze van rijden” en, bij nog gelijke stand, vervolgens het cijfer voor “houding en zit” doorslaggevend. Daarna zijn er meerdere winnaars.

Artikel 13

a. Bij een score van 60 tot 75 punten behaalt de ruiter 1 promotiepunt. Bij het behalen van 75 punten of meer behaalt de ruiter 2 promotiepunten. De promotiepunten kunnen door de manegehouder in het ruiterpaspoort worden geregistreerd.

b. Bij minimaal 3 promotiepunten mag de ruiter in een 10 cm hoger parcours starten. Bij 10 promotiepunten moet de ruiter in een 10 cm hoger parcours starten.

c. Diploma’s kunnen door de wedstrijdorganisatie worden aangevraagd bij het behalen van 3 promotiepunten bij de hoogte van even parcoursen (40 – 60 – 80 cm). Voor pony’s mag het parcours lager zijn. De wedstrijdorganisatie reikt de eventueel behaalde diploma’s uit aan de ruiters.

d. De manegehouder/ instructeur bepaalt het niveau waarop wordt ingestroomd in de springproeven.

e. Het is mogelijk om versneld te promoveren naar een hogere springproef zonder hiervoor alle promotiepunten te hebben behaald. De manegehouder/ instructeur bepaalt dit.

f. Het diploma wordt toegekend indien de praktijk en de theorie beiden voldoende zijn, met een maximum van 3 fouten in de theorie toets.

g. Indien er in de theorie toets meer dan 3 fouten worden gemaakt, dan moet de theorie toets over worden gedaan op een volgende wedstrijddag. Indien de 2e keer wederom onvoldoende is, dan moet het geheel overgedaan worden (dus het parcours en de theorie toets).